
Hartelijk welkom op de website van de Stichting Oud Wervershoof. Op onze site vindt u informatie over onze stichting en krijgt u een indruk van de verschillende activiteiten die er plaatsvinden.
In 1992 werd de Werkgroep Oud Wervershoof opgericht, die in 2001 officieel via notariële akte werd omgezet in de Stichting Oud Wervershoof. De reeds bestaande Filmgroep Oud Wervershoof werd ook onderdeel van de nieuwe stichting.
In 1998 is het eerste jaarboek ‘De Skriemer’ uitgegeven.
Hiervoor werd een afzonderlijk redactieteam in het leven geroepen.
Stichting Oud Wervershoof beheert een uitgebreide fotocollectie, die sinds 2014 via onze fotobeeldbank te bezoeken is. Ook het verzamelen van oude bidprentjes en filmbeelden behoort tot de activiteiten van de stichting en zijn eveneens via de beeldbank te bezichtigen. Verder zijn we in het bezit van een uitgebreid archief met historisch materiaal en organiseren we lezingen en exposities.

Van 1 januari 2011 tot 1 mei 2021 waren wij gehuisvest in het oude Raadhuis van de voormalige gemeente Wervershoof. Hier beschikten wij over een eigen archief, mooie expositieruimtes, opslagruimte en een vergaderkamer. Helaas moesten wij deze locatie per 1-5-2021 verlaten, waarna het archief met foto’s en documentatie is verhuisd naar Sociaal Cultureel Centrum de Schoof. Hier worden ook de jaarlijkse exposities en de presentatie van de nieuwste Skriemer gehouden.
Heeft u vragen of ideeën? Neem dan gerust contact met ons op.

Bestel nu in de voorverkoop!
De nieuwe uitgave van de Skriemer nr 29 voor slechts € 15,-
Wordt geleverd na 22 November!
Een voorproefje van Skriemer 29!
De school had een belangrijke rol in de godsdienstige vorming. Zo gauw je kon lezen, leerde je de catechismusvragen (‘Waartoe zijn wij op aarde?’), die wekelijks werden overhoord en de vele gebeden als de oefening van berouw, geloof, hoop en liefde, de twaalf artikelen van het geloof, de tien geboden enzovoort. Ook werden er veel religieuze liederen gezongen, in mijn herinnering overigens met veel plezier: ‘Ik ben een kind van Maria’, ‘God groet U zuiv’re blooeme’, ‘Immaculata, gij lelie reine’. Thuis waren de dagelijkse gebeden als het Onze Vader, Weesgegroet, avondgebedje en een kruisje maken er al, vrijwel letterlijk, met de paplepel ingegoten.
Door het jaar heen waren er de kleine rituelen, zoals het askruisje halen op Aswoensdag, de eerste dag van de vasten. Dat probeerde je toch wel de hele dag zichtbaar te houden!
Daarna volgde dus de vasten, waarvoor je in de lagere schooltijd in de klas een vastenkaart met veertig plaatjes kreeg. Bij ieder kerkbezoek mocht een vakje ingekleurd worden, zodat in die periode bij veel kinderen het kerkbezoek tot grote hoogte steeg. Het kleuren vormde voor sommige kinderen zelfs een kleine competitiestrijd en was ongetwijfeld een sterker motief dan de godvruchtigheid, maar dat terzijde. In de vastentijd werd ook de Kruisweg gebeden, niet verplicht, maar het hoorde er wel bij. Dit kon individueel, door alleen in stilte langs de twaalf staties te gaan en de bijbehorende teksten in je kerkboek te lezen. Maar er waren ook plechtige gezamenlijke vieringen met gebeden en koorzang (als een soort voorloper van de Passion!), waarbij de priester met misdienaars langs de staties ging en de gelovigen meebaden en zongen vanuit de kerkbanken, iedere statie beginnend met: ‘Wij aanbidden U, Christus, en loven U, omdat Gij door uw heilig kruis de wereld hebt verlost’, of een gezongen Latijnse versie. Op Goede Vrijdag werd dit ook wel in schoolverband gedaan. Op Palmzondag kon je een palmtakje halen in de kerk en op paaszaterdag mocht je de wijwaterfles komen vullen; voor sommige kinderen een gelegenheid om het zakgeld aan te vullen, door voor de hele buurt wijwater te halen.
Een ander jaarlijkse gebeurtenis tot de jaren ‘80 was de Blasiuszegen, ter voorkoming van keelaandoeningen. Op 3 februari kon men hiervoor ’s morgens na de Mis terecht, of tijdens een speciaal uurtje ’s avonds. De priester hield hierbij twee gewijde kaarsen kruislinks tegen de keel en sprak daarbij de zegen uit: ‘Moge God u op voorspraak van de heilige Blasius bevrijden van keelziekten en andere kwalen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest’. Voor de kinderen kwam de pastoor ook wel in de klas. Ik weet niet of het alleen mijn persoonlijke herinnering is, want kerkelijk is het zeker niet, maar ik associeerde dit ritueel altijd met het liedje ‘Advocaatje ging op reis’, die onderweg stokvis at, waarbij een graatje in zijn keel schoot. Zijn dramatische einde: ‘Zo stierf onze advocaat’, bleef ons door de Blasiuszegen toch maar mooi bespaard!
Een voortdurend terugkerende verplichting, en zeker geen prettige, was de biecht. Hoewel de Vijf Geboden ‘Tenminste éénmaal per jaar biechten’ voorschrijft, moesten we daar in de lagere schooltijd toch iedere maand aan geloven. Met de hele klas, verdeeld over de drie biechthokjes, bekende je daar je zonden van de afgelopen weken. Na het bidden van de oefening van berouw en de opgelegde penitentie verliet je opgelucht de kerk. Niet zozeer omdat je van je kleine dagelijkse zonden was verlost, want je wist al dat dat over het algemeen maar van korte duur was. De opluchting was vooral……

































